Dit huis behoorde eens aan Henrick van Amstel 1), den zoon van Jan, die een bastaard was van Gerard van Amstel; deze laatste was naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van het gehucht Amstel onder Oss, daar toch in eene Bossche Schepenakte van 1502 (Reg. n° 96 f. 358) vermeld wordt, dat Gerard 2) van Amstel Dirckszn verkocht had zijne goederen, die gelegen waren te Oss op Amstel 3).
Genoemde Henrick van Amstel had van zijne vrouw Egidia N. de navolgende kinderen:
| 375 | ||||||||||
Henrick van Amstel en na zijn overlijden, zijne kinderen, werden achtereenvolgens eigenaars van het hierbedoeld huis, zooals zulks volgender wijze in eene Bossche Schepenakte van 1 Juni 1527 (Reg. n° 131 f. 145 vso) staat vermeld: Vermits Gijsbert, zoon van mr. Maarten van Rode en Gerard van Vladeracken als man van Elisabeth, de dochter van genoemden mr. Maarten van Rode, hadden verkocht: - een huis met erf, plaats met achterhuis en plaats, staande in de straat, genaamd die Tolbrugge, tusschen het erf van Willem Arndszn Roelofs en meer anderen ex uno en den hoek eener straat, staande bij de Dieze, ex alio, strekkende van de straat achterwaarts tot aan de Dieze, met de helft van een daarachter staand Spiker (granarium) - aan Henrick Janszn van Amstel; vermits domicella Elisabeth weduwe van Goijart die Lu een huis met erf, staande in de straat, genaamd die Tolbrugge, tusschen het erf van mr. Martinus van Rode ex uno en dat van Everard Herbertszn des spelmekers ex alio, verkocht had aan genoemden Willem Arndszn Roelofs, behoudens het recht van mr. Maarten van Rode op eene in dat huis supra penu gelegene camera inferior vlak naast de camera inferior van dien van Rode, en vermits daarna Gijsbert, zoon van Mr. Maarten van Rode en Gerard van Vladeracken als man van Elisabeth van Rode eerstbedoelde camera inferior verkocht hadden aan genoemden Henrick Janszn van Amstel, zoo hebben Petra en Margaretha, dochters van dezen laatste en Anthonis, zoon van Henrick Loenijszn, als man van Johanna, de dochter van dien-
| 376 | ||||||||||
zelfden van Amstel, zoo voor zich alsmede voor Oda, de onmondige dochter van dezen en voor Zoete, de dochter van dienzelfde, pronunc in lecto egritudinis decumbente, relictaeque quondam Godefridi de Uden, zoomede voor Henrick en Willelma, onmondige kinderen van laatstgenoemde echtelieden, verkocht: a. gezegd huis, erf, plaats met achterhuis en plaats, staande in de straat, genaamd die Tolbrugge tusschen het erf van Willem Arndszn Roelofs en meer anderen ex uno en den hoek van die straat bij de Dieze ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende tot aan de Dieze, alsmede gezegden Spiker, wezende dit alles nu: huis, erf, ledige plaats, afhangsel oft loeyve 5) en bijbehoorende plaats, staande en gelegen achter de Tolbrug over de eerste brug aan den hoek der straat aldaar; b. een daarachter staand huis met twee kamers of huisjes en twee daarachter staande stallen en c. een groot ledig erf, zich aldaar uitstrekkende tot aan een anderen tak der Dieze, - zijnde al het voorgaande door genoemden Henrick van Amstel en zijne vrouw Egidia met den dood ontruimd, - aan Hector de Bever, bastaardzoon van Roelof de Bever 6), die het 5 Juni 1528 weder verkocht aan genoemden Anthonis, zoon van Henrick Loenijszn. Deze laatste kooper, die in 1524 poorter van den Bosch was geworden, was volgens Dr. C.R. Hermans Kronijken p. XX een Italiaan; volgens anderen zou hij daar in het stadje Agylla, thans Cervetere geheeten, geboren zijn, en zou het daarom zijn, dat zijn zoon Hendricus zich Agyleus noemde. Van zijn ambacht was hij slachter, zooals blijkt uit Reg. n° 171 f. 141 vso, alsook uit eene Bossche Schepenakte van 3 Maart 1539 (Reg. n° 157 f. 130), waarbij hij van Elisabeth, dochter
| 377 | ||||||||||
van Arnold Arndszn en Marta, de dochter van Arnold van Uden Lambertszn en Petra, de dochter van Willem van Strathen, c.s., kocht: tres stallos, dictos vleesbancken, olim ad Willelmum de Strathen, dehunc ad Arnoldum de Uden et pronunc ad ipsos spectantes, sitos in macello, dicto vleeshuys, opidi de Buscoducis. In het volgend jaar kocht hij van de kinderen van Jacob van Bladel ook nog twee loten in dat Vleeschhuis (Reg. n° 157 f. 295 vso). Behalve voormelde huizen kocht hij nog een huis, staande bij de voormalige kapel te Hintham, uit welk laatste huis hij in 1559 eene grondrente verleende (Reg. n° 203 f. 42), waarna hij dat huis in 1560 verkocht (Reg. n° 203 f. 235). Van hetgeen hij, als voorzegd in 1528 gekocht had, verkocht hij in 1540, tijdens dat hij weduwnaar was van Jenneken van Amstel voornoemd: a. huys, erve ende ledige plaetsken, gemeenlijk genoemd In den hoern, staande After die Tolbrugghe tusschen het erf aan Mechteld Weygerganx, een gangetje tusschen beiden liggende, ex uno en de woning van hem, verkooper, ex alio, - aan Wouter, zoon van Leonard Corneliszn.
b. eene ledige plaats, gelegen ter plaatse, genaamd After die Tolbrug, naast de woning en het erf van hem, verkooper, tusschen dat huis en erf ex uno en de gemeene straat ex alio, strekkende vanaf de Tolbrugstraat tot aan een ander erf van hem, verkooper, een houten gelint tusschen beide liggende, aan Jan, zoon van wijlen Jan van Susteren, die ze onmiddellijk daarop weder verkocht aan den schrijnwerker Peter Aerdszn. (Reg. n° 158 f. 134 en 160).
en in 1546:
c. huis, erf en ledig plaatske, staande Achter de Tolbrug tusschen zijn overig huis en erf ex uno en het erf van Willem van Breugel ex alio, zich uitstrekkende vanaf de gemeene straat tot aan zijn erf en muur, met het recht om gebruik te maken van eenen gang, loopende achter gezegd huis en erf naar de Dieze en een daarboven staand privaat, - aan den schrijnwerker Peter, zoon van Aerd Emontszn (Reg. n° 202 f. 388).
| 378 | ||||||||||
Na doode zijner genoemde vrouw, die zijne eerste echtgenoote was, hertrouwde Anthonis, de zoon van Henrick Loenyszn voornoemd, met Yda Strick Henricksdr., aan wie hij in 1559 volmacht gaf om zijne renten, cijnsen en pachten in te vorderen (Reg. n° 202 f. 388); daaruit valt af te leiden, dat hij toen niet in den Bosch verbleef. Het blijkt niet, dat hij van deze vrouw kinderen had; van zijne eerste vrouw had hij wel een kind, zijnde mr. Hendricus, die zich, als voorzegd. Agyleus noemde en in 1567 tot de Hervormden van den Bosch behoorde, alwaar hij toen ook een der groote aanhangers van van Bombergen was 7). Hij erfde van zijnen vader wat deze niet had verkocht van de goederen, die deze, als voorzegd, in 1528 had gekocht, zijnde het hoekhuis, staande aan den hoek der Lange Tolbrugstraat en de Suikerstraat; het diende hem tot wooning en was toen genaamd de Groote hoorn; in 1567 werd er van verklaard, dat het was een goet huys (Prosp. Cuyper t.a.p. blz. 295); er behoorden toen nog bij drie kamers of huisjes, welke er achter stonden. Mr. Hendricus Agyleus, die voorzag, dat als de Hervormingsgezinde partij in den Bosch het onderspit zoude delven, al de goederen, die hij aldaar bezat, geconfisqueerd zouden worden, verkocht daarom in 1567 (Reg. n° 215 f. 233) zoo in den naem van hem selven alsmede als wittich man ende mombare van Gertruyden sijnre huysvrouw, aan mr. Cornelis Helzemans ten behoeve van Zeger Claeszn, ossenweyder, in schijn al de onroerende goederen van hem en zijne vrouw, waar ook gelegen. Dit maakte, dat toen hij in 1567 met van Bombergen den Bosch had verlaten, de hoogschout van Brecht te zijnen woonhuize slechts inboedel kon in beslag nemen, die bij executie niet meer opbracht dan 11 l. 8 st. 3 d. gr. 2) Zijn schijnverkoop mocht hem echter niet baten, want blijkens de Archives de Belgique Chambre des Comptes n° 18, 338 (confiscations) werd zijn onroerend goed verbeurd verklaard, dat toen aldus
| 379 | ||||||||||
omschreven werd: van weghen mr. Henrick Agileus, gebannen, een huys den Hooren, staende Achter die Tolbrugge metter eender zyde opten hoeck ter Merckwaert ende tander zyde neffens d'erffenisse Peeter Aerts, screynwerker, streckende van der gemeynder straeten ter Dieze toe, welck voirs. huys gehuurt heeft Peter van Antwerpen, ossenweyer. Dat daarin onder het huys den Hooren ook te verstaan waren de daarachter langs de Lange Tolbrugstraat staande huisjes, blijkt uit de navolgende specificatie van de verpachting van 1573 van te den Bosch staande geconfisceerde huizen en kamers (huisjes) (Archives de Belgique Chambre des Comptes): In den iersten thuys van mr. Henrick Agileus, gestaen in de Tolbrugstraete, genoempt den Gulden (lees: Grooten) Hooren.
(Hierop volgt: thuys van mr. Henrick Agileus (in de Choorstraat), welck zijn Exc. (Alva) belooft heeft te gheven den Pastoor van St. Janskercke) 8).
Die camer van mr. Agileus, wesende die voerste camer, staende Achter de Gulden Hoorn (later genaamd de kleine Hoorn).
Die tweede camer van de voorn. Agileus.
Noch een camer, wesende de derde en leste camer.
De confiscatie van deze goederen werd tengevolge van de Pacificatie van Gent opgeheven. Daarop heeft den 18 Januari 1595 (Reg. n° 258 f. 65) Daniel, zoon van mr. Hendricus Agyleus, zoo voor zich als namens zijne broeders en zusters één der voorzegde kamers of huisjes verkocht aan Cornelis Jacobszn van Hees, waarna dezelfde den 11 Februari 1595 (Reg. n° 233 f. 147) van het huis de Groote Hoorn verkocht: huis, erf en plaats, genaamd de cleynen hooren, staande Achter de Tolbrug en achter het huis den grooten hooren tusschen het huis den grooten hoorn ex uno en het huis van Cornelis Jacobszn (van Hees) ex alio, zich achterwaarts uitstrekkende van af de openbare straat tot aan den tuin of het erf 9), be-
| 380 | ||||||||||
hoorende tot den grooten hooren, - aan Antonius, zoon van Paulus de Ruyter. Nadat deze laatste verkoop geschied was, verklaarde Goyart van Vlierden, raad van den Bosch en zoon van Goyard Danielszn, dat de overige kinderen van mr. Hendricus Agyleus en diens eerste echtgenoote Geertruid van Vlierden, zijnde zijne oomzeggers, dien verkoop, als zij meerderjarig zouden geworden zijn, zouden goedkeuren. Het huis de Groote Hoorn met de beide andere kamers of huisjes werd 4 Juli 1595 door de Kerkfabriek van St. Jan Ev. te den Bosch, die het 14 Maart 1591 bij gerechtelijke uitwinning verkregen had, overgedragen aan mr. Goijart van Vlierden, priester en kanonik dier kerk, ten behoeve van diens voornoemden vader Goijart van Vlierden, raad van den Bosch, waarop deze den 19 Augustus daaraanvolgende die huizen verkocht aan Rogier van Broeckhoven Peterszn; zij werden daarbij omschreven als: duae domus anteriores, quarum una den Hooren nuncupatur, areae et vacua hereditas, ipsis lateraliter adjacentes, sitae in Buscoducis retro pontem theolonii, ultra priorem pontem, supra conum cujusdam vici inter eundem vicum ex uno latere et inter hereditatem Pauli, filii quondam Lamberti Cloot et Petri, filii Petri Goijartszn, ex alio, tendentes a communi platea, dicta die Tolbrugstraet, retrorsum ad hereditatem Anthony die Ruyter Pauwelssoen et ad quondam ortum, immediate subsequentem; item dictum ortum ac domum posterioren, retro predictas domus jacentes inter unam domum praedictarum duarum domuum, hereditatem Majoris Hospitalis et plurium aliorum versus secundam pontem ibidem ex uno et inter quondam viculum et duas cameras infrascriptas et ortum, ipsis retro jacentes ex alio, tendentes a communi aqua ibidem fluentem ad hereditatem domus Anthonij die Ruyter Pauwelssoen; item dictas duas cameras sub uno tecto cum suis ortis, sitas ibidem in viculo praedicto inter hereditatem Cornelii Jacobszoon de Hees, textorem lineorum, ex uno et inter praedictam domum posteriorem, ex alio, tendentes a praedicto viculo retrorsum ad communem aquam ibidem retro | 381 | ||||||||||
currentem. Onmiddellijk nadat de verkoop daarvan was geschied, deed meergenoemde Daniel, zoon van mr. Hendricus Agyleus, zoo voor zich als voor zijne broeders en zusters, Goijart, Johannes, Judith en Johanna, ten behoeve van Rogier van Broeckhoven voornoemd afstand van al hun recht op het aan dezen verkochte (Reg. n°. 292 f. 288 en vlgd). Blijkens het Rentmeestersboek der Bossche St. Janskerk van het jaar 1607 was het huis de Groote Hoorn toen reeds afgebroken en tot kamers van de bleekerij gemaakt, wat ook blijkt uit eene Bossche Schepenakte van 1 December 1616 (Reg. n° 318 f. 114), waarin vermeld staat, dat dit huis alstoen uit kamers of huisjes bestond, zich uitstrekkende tot aan de bleekbeemd van genoemden van Broeckhoven.
Rogier van Broeckhoven meergenoemd verkocht 14 September 1616 (Reg. n° 317 f. 283 vso) aan den molenmaker Jan Claeszn, bijgenaamd den Duitscher, „eene huysinge met een ledig plaetschen", zich uitstrekkende tot aan het erf van Jenneken, weduwe van Anthonis de Ruyter en gelegen achter de Tolbrug, „wesende het hoeckhuys tegenover de Pluym 10), neffens den huyse des vs. Rogier van Brouckhoven, genoempt den horen ex uno ende neffens de gemeyne straet by de watertrappe aldaer ex alio,” zich achterwaarts uitstrekkende tot aan het huis van voornoemde Jenneken, - door Rogier van Broeckhoven gekocht geweest van Goijart van Vlierden als momboir van de kinderen van wijlen mr. Henricx Agilei.
Uit vorenstaande omschrijving valt ook op te maken waar de woning van mr. Hendricus Agyleus eens stond; thans is er echter geen spoor meer van te ontdekken.
Genoemde Agyleus, over wien men zie Taxandria XVII p. 235 en vlgd, was in het jaar 1575 pensionaris der stad Middelburg 11), doch keerde in 1577 ingevolge de gunstige bepalingen van het Eeuwig edict van dat jaar weder naar zijne
| 382 | ||||||||||
geboorteplaats den Bosch terug en werd toen daar het hoofd van het Schermersgilde, hetwelk er alstoen was opgericht; in welk huis hij daar toen zijnen intrek nam is mij niet gebleken; in 1579 deed hij in den Bosch de Unie van Utrecht afkondigen, maar toen in dat jaar die stad zich met den Hertog van Parma had verzoend, verliet hij ze evenals de meeste andere Bossche Hervormden en vestigde hij zich metterwoon te Utrecht; aldaar werd hij toen door toedoen van Leycester raadsheer in het Gerechtshof en advocaat-fiscaal 12). Zijne eerste vrouw was Geertruid, dochter van Goijart van Vlierden Danielszoon en Jutte Moei Willemsdr, die hem deze kinderen schonk:
Den 18 Juni 1630 (Reg. n° 366 f. 270 vso) verkocht genoemde Judith, als eenige dochter wylen mr Henrix Agilei, sone Anthonis, sone wylon Henricx Loeniszn, aan Splinter Gerardszn van Voorn twee mergen weylants in eenen kamp, geheeten die Buysenegge, gelegen in de parochie van Empel, welke twee morgen Anthonis sone wylen Henrix Loeniszn, 19 September 1558 had gekocht; deze twee morgen zullen zijn geweest: zeker land ende sant, hem, Goeswyn Pynappel onbekendt, die mr Heyndrick Agileus noch heeft, zooals genoemde Pynappel als getuige verklaarde blijkens Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 295.
De tweede vrouw van mr. Hendricus Agyleus was Yda 13); haar familienaam is niet meer bekend; het blijkt niet, dat hij van haar kinderen had.
| 383 |
Noten | |
1. | Reg. n° 97 f. 170. |
2. | De vrouw van dezen Gerard van Amstel was Geertruid, de dochter van Engbert die Volter Willemszn, welke hem eene dochter Ermgardis schonk, die in 1537 de helft in een huis in de Peperstraat te den Bosch bezat. |
3. | Jan en Henrick, zonen van Jan Janszn van Amstel, waren in 1450 gerechtigd in de hoeve op Amstel (Schepenakte van den Bosch van dat jaar.) |
4. | Over haar waren in 1521 voogden Amelis van Amstel Willem Henrikszn en Loeff Janszn van Schutwyck (Reg. n° 119 f. 211). Genoemde Amelis van Amstel was de zoon van Jfin, den zoon van Henrick van Amstel. |
5. | Anthonis, zoon van Henrick Loenijszn, verkocht die in 1527 (Reg. n° 133 f. 284), als wanneer die gezegd werd te zijn: domus cum suo fundo, dicta een leyve, staande Achter de Tolbrug tusschen het overig erf van hem van weerszijden en zich uitstrekkende vanaf gezegde straat tot aan zijn erf, aan Arnold van den Yser Danielszn. |
6. | Roelof de Bever had ook een echten zoon Hector de Bever, goodat de noot 3 in Deel II p. 67 niet juist is. |
7. | Prosp. Cuyperi t.a.p. blz. 2S4 en 512. |
8. | Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 557. |
9. | Men zie hierover Deel 11 p. 564 en vlgd. |
10. | Dit erf werd in 1639 (Reg. n° 421 f. 318) gezegd te zijn; de bleykerye off erve der erfgenaemen Roeiers van Broeclihoven. |
11. | Dit huis stond aan den hoek der Markt- en Suikerstraat. |
12. | N. Brab. Almanak van Sassen 1891 p. 568. |
13. | Men zie verder over hem Dr. C.R. Hermans Kronijken p. XX en vlgd. |
14. | Taxandria XVII p. 236. |